-
1 écuyer
écuyer1 [eekŵiejee]〈m.〉 〈 geschiedenis〉1 jonkheer————————écuyer2 [eekŵiejee],écuyère [eekŵiejer]〈m., v.〉1 goede ruiter, amazone♦voorbeelden: -
2 monter à l'écuyère
monter à l'écuyère -
3 chevaucher
chevaucher [sĵəvoosĵee]1 elkaar (gedeeltelijk) overlappen ⇒ gedeeltelijk over elkaar liggen, golven 〈 van regels〉 ⇒ dansen 〈 van letters〉♦voorbeelden:chevaucher sur qc. • gedeeltelijk met iets samenvallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (schrijlings) zitten op ⇒ rijden op, berijden♦voorbeelden:1. v1) elkaar (gedeeltelijk) overlappen [regels]2) rijden (op), berijden2. se chevaucherv
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский